Charel Delerue was nogal een ouderwets type.Een zwarte gekrulde moustache. Hij had kromme benen die nog meer opvielen als hij zijn lederen beenstukken (getten) aanhad .Op dienst hadden rijkswachters in die tijd een rijbroek en beenstukken aan. Mevrouw was ook een echte westvlaamse .
Plannetje
Na de wekelijkse zondagshoogmis bleef ie nogal eens hangen op cafĂ©. ‘k Zie hem nog thuiskomen. Bolhoedje in de nek, waggelend op de benen , en zo naar boven; ‘t Zat er dikwijls bovenarms op. Stoelen vielen tegen de grond en er was een lawaai van jewelste.allemaal in de taal van Bachten de Kuppe.
De brigade bestond toen uit vijf manschappen dus woonden er twee buiten de gendarmerie.
Naast het gebouw aan de linkerzijde stond een groot kanon vanuit de 1e wereldoorlog.Het kanon had een korte dikke loop. U moet niet vragen welke toeren we daarop uitgehaald hebben.Er zijn nog foto’s van.
Achter het gebouw was een grote achterkoer. Speelruimte genoeg dus. Aan de andere zijde van de rijkswachtkazerne bevond zich het klooster met meisjesschool . De bewaarschool van dezelfde zusters was hogerop de Tiense steenweg. Ik herinner me nog mijn eerste stappen naar die school. Naast die bewaarschool woonde Juul Wolfs. Een kleine boer met wat koeien. Ons moeder ging daar steeds haar melk halen. Het was tijdens zo een melkafhaling dat ze me naar de kleuterschool bracht. En huilen maar. Ik voelde me wel wat bedrogen toen. Van de zusters kan ik evenwel niet veel goeds vertellen. Weet je dat we heel braaf moesten zijn om een appelsienschil te krijgen, en wanneer de buur Juul Wolfs appelen over de muur gooide, dezen onmiddellijk in de tas van de zuster verdwenen!
In 1938 moesten we verhuizen.. Het nieuwe verblijf bevond zich op de Glabbeekse steenweg. Het was een gebouw met vier woningen. En voor die tijd een modern gebouw. De woningen bestonden beneden uit twee zitplaatsen en een keuken. Er waren twee slaapkamers. Er boven was een grote zolderruimte en het ganse complex was onderkelderd. Achter het gebouw was een koer de ganse grootte van het gebouw en toch wel een vijftien meter diep. Daarachter was een grote moestuin. Omgeven door prikkeldraad. Het volstond om er door te kruipen om toegang te krijgen in een grote weide. Naast die weide vloeide de “Wingerbeek”Als je de
avonturen van de "Witte van Zichem" kent dan heb je een klein beeld wat er aan die “Wingerbeek “zich zoal afspeelde. Zeker in de vrije dagen als het geen school was ,was de Wingerbeek een echte pleisterplaats. Er werden dijken aangelegd om alzo de vissen (kleine witvisjes) in te sluiten en te vangen. De beek was ook een zwemgelegenheid, met of zonder zwemuitrusting. Menigeen kwam ook dikwijls ongewild met een nat pak thuis.
Ik denk dat we in datzelfde jaar dat we in de grote vakantie een uitstap gedaan hebben naar Doel. Onze pa had in Doel een tante wonen “tante Roos”. Haar man was reeds overleden toen. Tante Roos was een klein vrouwtje. Haar grijze haar was opgestoken . Het was een echte babbelkous. We gingen dagelijks baden in de schelde. Ik weet nog dat we ons eens ernstig verveelden en begonnen te ruzieen tegen mekaar en Tante Roos kon er niet goed tegen. Zei ze tegen Pa: “Allez Miel , ga nog maar eens met de jongens naar de dijk.” (ze sprak het uit als daik )dan was ze van ons af. De dijk was niet ver van de huidige kerncentrale verwijderd. De windmolen van toen staat er nog steeds, weliswaar in de schaduw van twee enorme schouwen van de centrale. 1938 was ook het jaar dat ik naar het 1e studiejaar kon. Dat is altijd
een hele gebeurtenis voor een kind. De jongensschool was op de Grote steenweg gelegen..Van bij ons zo een 10tal minuten te voet. In de gemeenteschool waren 3 onderwijzers. Ieder onderwijzer had 2 studiejaren onder zich. Geen sinucure, je moet weten dat in ieder jaar zo een 20 tot 30 kinderen waren. Meester Vandenbergh gaf les aan het 1en 2e. Meester Vanmalcot aan het 3e en 4e. En Glazemaekers het 5e en het 6e leerjaar. Glazemaekers was een verwoed V.N.V. er. maar daarover later meer..
Plannetje
Na de wekelijkse zondagshoogmis bleef ie nogal eens hangen op cafĂ©. ‘k Zie hem nog thuiskomen. Bolhoedje in de nek, waggelend op de benen , en zo naar boven; ‘t Zat er dikwijls bovenarms op. Stoelen vielen tegen de grond en er was een lawaai van jewelste.allemaal in de taal van Bachten de Kuppe.
De brigade bestond toen uit vijf manschappen dus woonden er twee buiten de gendarmerie.
Naast het gebouw aan de linkerzijde stond een groot kanon vanuit de 1e wereldoorlog.Het kanon had een korte dikke loop. U moet niet vragen welke toeren we daarop uitgehaald hebben.Er zijn nog foto’s van.
Achter het gebouw was een grote achterkoer. Speelruimte genoeg dus. Aan de andere zijde van de rijkswachtkazerne bevond zich het klooster met meisjesschool . De bewaarschool van dezelfde zusters was hogerop de Tiense steenweg. Ik herinner me nog mijn eerste stappen naar die school. Naast die bewaarschool woonde Juul Wolfs. Een kleine boer met wat koeien. Ons moeder ging daar steeds haar melk halen. Het was tijdens zo een melkafhaling dat ze me naar de kleuterschool bracht. En huilen maar. Ik voelde me wel wat bedrogen toen. Van de zusters kan ik evenwel niet veel goeds vertellen. Weet je dat we heel braaf moesten zijn om een appelsienschil te krijgen, en wanneer de buur Juul Wolfs appelen over de muur gooide, dezen onmiddellijk in de tas van de zuster verdwenen!
In 1938 moesten we verhuizen.. Het nieuwe verblijf bevond zich op de Glabbeekse steenweg. Het was een gebouw met vier woningen. En voor die tijd een modern gebouw. De woningen bestonden beneden uit twee zitplaatsen en een keuken. Er waren twee slaapkamers. Er boven was een grote zolderruimte en het ganse complex was onderkelderd. Achter het gebouw was een koer de ganse grootte van het gebouw en toch wel een vijftien meter diep. Daarachter was een grote moestuin. Omgeven door prikkeldraad. Het volstond om er door te kruipen om toegang te krijgen in een grote weide. Naast die weide vloeide de “Wingerbeek”Als je de
avonturen van de "Witte van Zichem" kent dan heb je een klein beeld wat er aan die “Wingerbeek “zich zoal afspeelde. Zeker in de vrije dagen als het geen school was ,was de Wingerbeek een echte pleisterplaats. Er werden dijken aangelegd om alzo de vissen (kleine witvisjes) in te sluiten en te vangen. De beek was ook een zwemgelegenheid, met of zonder zwemuitrusting. Menigeen kwam ook dikwijls ongewild met een nat pak thuis.
Ik denk dat we in datzelfde jaar dat we in de grote vakantie een uitstap gedaan hebben naar Doel. Onze pa had in Doel een tante wonen “tante Roos”. Haar man was reeds overleden toen. Tante Roos was een klein vrouwtje. Haar grijze haar was opgestoken . Het was een echte babbelkous. We gingen dagelijks baden in de schelde. Ik weet nog dat we ons eens ernstig verveelden en begonnen te ruzieen tegen mekaar en Tante Roos kon er niet goed tegen. Zei ze tegen Pa: “Allez Miel , ga nog maar eens met de jongens naar de dijk.” (ze sprak het uit als daik )dan was ze van ons af. De dijk was niet ver van de huidige kerncentrale verwijderd. De windmolen van toen staat er nog steeds, weliswaar in de schaduw van twee enorme schouwen van de centrale. 1938 was ook het jaar dat ik naar het 1e studiejaar kon. Dat is altijd
een hele gebeurtenis voor een kind. De jongensschool was op de Grote steenweg gelegen..Van bij ons zo een 10tal minuten te voet. In de gemeenteschool waren 3 onderwijzers. Ieder onderwijzer had 2 studiejaren onder zich. Geen sinucure, je moet weten dat in ieder jaar zo een 20 tot 30 kinderen waren. Meester Vandenbergh gaf les aan het 1en 2e. Meester Vanmalcot aan het 3e en 4e. En Glazemaekers het 5e en het 6e leerjaar. Glazemaekers was een verwoed V.N.V. er. maar daarover later meer..
Wordt vervolgd
Pa.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten