zaterdag 16 juni 2007

Memories, aflevering 9


Onze opleiding als kanonnier gebeurde onder het nodige gebrul en geschreeuw, met als gevolg dat de zin "opnieuw" niet zelden over onze hoofden tierde, ofwel "opnieuw voor X" X was een Hollander. Hij was niet honderd ten honderd, vandaar zijn stunteligheid. Hij was echter een doorn in het oog van onze wachtmeester-opleider die klein van gestalte was maar brulde als een leeuw. (Bij de artillerie noemt hij met drie strepen "wachtmeester". Bij andere zoals bij de infanterie is dat een sergeant.) Die opleiding verveelde me totaal. Ik werd azimutbediende. M.a.w.t ik moest het kanon in horizontale richting bedienen. Ik zat dan op een stoeltje aan de linkerkant van de vuurmond. Was het besturen manueel moest ik aan een dubbel wieltje de boel richten in azimuth. Indien, automatisch ging het als volgt: 90 M/m kanonnen, dus luchtafweerwapens, stonden in verbinding me een radar die de doelen opzocht, deze op hun beurt waren verbonden met de vuurleidingsposten die dan zo, electrisch, (er waren in een batterij stroomopwekkers de zogenaamde generatoren) de kanonnen richtten op hun doel. Een artilleriebataillon telde vier maal vier stukken (kanonnen) die op een rij stonden in vuurstand. Rond iedere batterij stonden vier “vierlopen“ opgesteld. Dit waren zware mitrailleurs ".50 "met vier lopen.
In augustus 1952 konden we onze opleiding waar maken en reisden we met alles erop en eraan richting "Den Helder " in Noord Holland. In een speciaal afgebakend gebied in de duinen stelden we onze stukken op. De echte schietoefeningen gebeurden als volgt. Een vliegtuig (een jachtbommenwerper “Meteor”) sleepte, op een hoogte van ca 7000 m, een soort zak voort van c.a.10m lengte. dit was dus het doelwit. Zelden troffen we raak. Terug in Longerich gekomen ging alles zijn gewone gang tot op een morgen na de gebruikelijk vlaggegroet de luitenant, hij heette Van de Buren vroeg of er iemand was die het zag zitten om schilderkarweitjes uit te voeren. Er moesten allerlei decoratieve elementen gemaakt worden om de kamers op te fleuren voor de komende bataljonfeesten. Ik was er als de kippen bij. Van toen af geen vlaggengroet meer. In een tot atelier ingerichte barak lag ons werkruimte. Ik zeg “ons” want ik kreeg het gezelschap van een schrijnwerker die met zaag en schaaf aan de slag moest. Alles gebeurde op een primitieve manier natuurlijk. Ons eerste werk bestond in het maken van schildjes om de kamers op te vrolijken. Op die schildjes werden de verschillende toestellen, in gebruik zoals kanon, vuurleidingspost, radar en zo meer, in gestyleerde stijl geschilderd. Uiteraard een werk van lange adem. Maar waarom moesten we ons haasten? En we hadden toch een bevoordeelde functie, want zoals ik al zei: ’s morgens geen vlaggegroet meer, geen oefeningen op het terrein meer. Geen vlaggegroet was altijd niet positieff. Tijdens of na het gebeuren was het al eens inspectie van ons wapen. Dit moesten wij dus niet ondergaan, dus kuisten we ons geweer niet dikwijls, met als gevolg dat ik op zekere dag in de loop van mijn schietstok keek, allemaal roestkorreltjes, en dan maar poetsen, doch het was al ingevreten. Ik had een kamergenoot magazijnier die mijn wapen omwisselde voor een ander. Had ik toen geluk zeg!!!!
In het buitenland was er ook wereldnieuws. Op 6 februari overlijdt Koning George de VI van Engeland, en wordt opgevolgd door zijn dochter ElisabethII. Op 26 juli sterft ook Evita Peron. En Dwight Eisenhower “IKE”wordt president van de U.S.A.(uit de geillustreerde geschiedenis van de 20e eeuw).
Het leven in ons bataillon:
Op een april ‘52 waren we dus in onze eenheid aangekomen. Elf weken duurde het om een eerste maal met verlof te komen. Er werd ons dan een verlof van elf dagen gegund. Onze soldij bedroeg tien belgische frank, maar dat werd verhoogd met 10 bfr. na de eerste twaalf maanden dienst. U moet weten dat we binnen gingen toen de dienstplicht 24 maanden bedroeg. Achteraf bleven wij 21 maanden onder de wapens.
Maar verder in 1952. In augustus was ik weer thuis. Onze broer Paul huwde in augustus met Helene Veulemans. En ik kreeg hiervoor verlof.
Tijdens de overige andere verlofdagen ging ik bij mijn patron in Hoegaarden werken. Alzo had ik toch weer wat geld om de volgende periode in Duitsland door te geraken.

In de herfst van 1952 waren er ook NAVO manoeuvers. Niet ver van Keulen . In open velden stelden we onze stukken op. Overdag lagen we uren en uren bij onze stukken. We hadden geluk, buiten heerste er een temperatuur van om en bij de 30°, lekker zonnen was dat.
Duitsers waren verzot op belgische koffie. Dus maar koffie meenemen bij onze terugkeer. Ook sigaretten waren bijzonder in trek. Ik heb ”sloffen” en nog eens sloffen verkocht. Ieder militair kreeg maandelijks een aantal sloffen aan ongeveer 4 fr het pakje. Duitsers gaven tot 1,30 duitse mark voor een pakje. Winst:c.a.10Bfr /pak. Onze gedragen klederen lieten we wassen door mensen van het dorp, soms ook voor wat koffie of sigaretten.
Uitstapjes deden wij steeds naar Keulen. Keulen droeg nog zichtbaar de sporen van de 2e wereldoorlog. Hele straten plat door de bombardementen. Alles stukgegooid rond de “Dom”, die als bij wonder te midden van deze chaos overeind was gebleven. Bruggen over de Rijn kaput. Noodbruggen overspanden de stroom. Achteraf bekeken is de wederopbouw toch snel hervat. Stel je voor: Dit land was toch verschrikkelijk getroffen. Buiten de stoffelijke schade was ook de dramatiek. Welk leed veroorzaakte het conflict niet, niet alleen bij de rest van Europa maar ook daar in Duitsland zelve, geen enkele familie zonder slachtoffer of gesneuvelde aan het front
En het leven gaat verder.

Ook de natuur blijft van grillen houden. Op 31 januari 1953 wordt Zuid-Nederland getroffen door watersnood. Hele gebieden stromen onder tengevolge van dijkbreuken. Hierna besluit men te beginnen met dertig jaar durende “Deltaplan”, waarbij dammen worden gebouwd om de stormvloed te keren.
Ons moeder meldde me dat er ook in het binnenland grote problemen ontstaan waren. Rivieren zoals de Grote Gete traden buiten hun oevers op gevoelige plaatsen.
Bij ons in Duitsland was daarover niets te merken.
En zo gleden de dagen voorbij. In 1953 moesten we in Elsenborn op oefening. Barre sneeuwellende waarbij onze stukken dag na dag ondersneeuwden. En later, voor de tweede maal naar Den Helder voor schietoefeningen.
We begonnen stilaan af te tellen. Hoe meer we naar december verlangden, hoe langer de dagen en weken bleken. Plots kwam het nieuws dat we mochten afzwaaien voor Kerstmis. We vonden de minister van defensie Moyersoen nen toffe gast. Normaal moesten we nog tot 31 december dienen. Heuglijk nieuws was dat, ik was er niet treurig om. En toch was ik in mijn binnenste blij dat ik het allemaal had meegemaakt.

1 opmerking:

Anoniem zei

hallo daar , ik heb met grote intresse de memoires van nonkel georges gelezen en vind dit kei neig zoals de jeugd van tegenwoordig zegt ! nu ik uwe blog gevonden heb zal ik regelmatig binnenspringen , ik hoop dat onze familie in de toekomst een beetje terug samen zal smelten want ik heb met niemand van julie nog enig contact de groetjes bij u thuis en aan de rest van de familie

groetjes ingrid, mario,
tanja en harry